We gaan verder met de beschrijving, die dr. L.D.Terlaak Poot geeft van Openbaring 12
vanaf vers 7 in zijn boek: "Spiegel van de Eindtijd."

12:7-12
De draak overwonnen


7. Het Kind weggevoerd naar God, de vrouw onder Gods hoede in de woestijn: daar
barstte een oorlog uit, die heel de hemel in beroering zette;
een strijd tussen twee legers, elk onder eigen aanvoerder.
Michaël, Israëls beschermengel, advocaat en helper aller vromen, strijder voor Gods
recht en koningschap tegen alle demonische machten, bond, samen met de
legerscharen der engelen, de strjd voor de vrouw aan tegen de draak, satan, nu
omringd door zijn engelenlegers uit de afgrond.
God Zelf, de Heilige en Verhevene, hield afstand en liet het gericht door Zijn
afgevaardigden aan satan voltrekken.

8. Met één kort, scherp tussenzinnetje rapporteert Johannes het verloopvan de strijd:
'Hij kon geen standhouden', ondanks zijn uiterste krachtsinspanning.
Het staat er zo laconiek: 'Hun plaats werd aan de hemel niet meer gevonden'.

9. De grote draak werd met zijn demonische benden op de aarde neergeworpen.
Johannes herhaalt deze mededeling grimmig-triomfaal en hij roept hem zijn
schandnamen achterna: 'De grote draak', 'de oude slang', 'de duivel'(= lasteraar), 'de
satan'(=aanklager), die de gehele wereld verleidt.
Eenmaal had de Man van smarten een zeldzaam ogenblik van vreugde, toen Zijn
uitgezondenen Hem berichtten, dat ook de boze geesten zich hun onderwierpen in Zijn
naam.
Hij zag toen reeds het resultaat, wat Johannes later te zien kreeg: 'Ik zag de satan als
een bliksem uit de hemel vallen'.
Hier wordt het gordijn, dat de onzichtbare, geestelijke wereld van de materiële scheidt,
even opgelicht:
er woedt een voortdurende strijd tussen hemelse en demonische machten.
Satan is een bovenmenselijke, kosmische persoonlijkheid.
Hij verscheen onder 'Gods zonen', ( de engelen) om Job's vroomheid verdacht te
maken.
Calvijn zag dit ( in zijn commentaar) als een prentmatige voorstelling, waardoor de
Heilige Geest onze botte, menselijke geest te hulp komt.
Satan klaagde de hogepriester Jozua aan bij God.
Hij porde David aan om een volkstelling te houden - daar en toen een ernstige zonde,
omdat David Gods volk, dat een profetisch-missionaire roeping had in de wereld, in een
militaire machtsstaat wou veranderen, naar het model van zijn heidense naburen.
De priester-redacteur van Kronieken zette dit naast de vermelding in het boek 'Samuël',
dat zegt: "De Heere zette ( in Zijn toorn) David ertoe op".
Het is allebei waar.
De duivel roert in de geschiedenis, maar God roert er ook in en alleen Zijn raad zal
bestaan.

10. Door de wijde slagruimte van de hemel klonk een machtige stem: " Nu" - nu de
overwinning is bevochten - 'nu is verschenen het heil en de kracht en het koningschap
van onze God en de macht van Zijn Messias!'
Immers, 'de aanklager van onze broeders'( de martelaren onder het altaar; 6 vs. 10) 'is
neergeworpen'.

11. 'En zij hebben hem overwonnen door het bloed van het Lam', uit de kracht van het
levens- en kruisoffer van Christus;
'en door het woord van hun getuigenis, en zij hebben hun leven niet liefgehad, tot in de
dood.'
Trouw konden zij blijven tot het bitter eind door hun levend, organisch verbonden zijn
met Christus.
Geen verdienste dus: alle roem voor Christus, in Wiens overwinning Zijn volk mag
delen.

12. Engelen en verlosten mogen zich nu verheugen, maar tegtelijk gaat een klagelijke
wee-roep op over de aardbewoners en de zeevarenden, immers, bij hen was de duivel
in zijn val terechtgekomen, in grote grimmigheid.
Wat hij gaat uithalen, zal te vreselijker zijn, omdat hij weet, dat hij slechts weinig tijd
heeft.

12:13-18 De draak vervolgt de vrouw en haar nageslacht

13. De duivel doet nu een nieuwe, strategische zet.
De omneer geworpen draak geeft zich niet gewonnen.
In zijn woede gaat hij jacht maken op de vrouw.

14. Tevergeefs!
Haar werden de twee vleugels van de grote arend gegeven, zodat zij naar de woestijn
kon vliegen, haar toevluchtsoord, waar zij wordt onderhouden, ver buiten het gezicht
vande slang, een tijd en tijden en een halve tijd.
Zó tekent Johannes het woestijnleven van de moedergemeente van de Messias.
Haar overkomt, wat Jezus voorzegd had: "Droefenis, als van een barende vrouw",
maar Hij zou haar te hulp komen!
In de wereld: verdrukking en verslagenheid; in Hem: vrede en goede moed, op grond
van Zijn eindoverwinning!
Die arendsvleugels herinneren aan de grote uittocht van Israël, toen God Zijn volk
beschermd en gedragen had, zoals een arend over zijn jongen zweeft en ze, als ze
dreigen te vallen, draagt op zijn wieken.
De woestijnperiode van de beproevingen der gemeente is een door God bepaalde,
'ingekorte' termijn, hier symbolisch aangeduid als een tijd, tijden en een halve tijd.
Een 'tijd' is één jaar; haar woestijnleven duurt dus drie en een half jaar.
Dit gebroken getal, de helft van het volheidsgetal zeven, wijst op een afgebroken
periode.
Dat deze in drieën wordt opgegeven suggereert, dat de gemeente het als schier
eindeloos zal ervaren, totdat Gods verrassende uitkomst plots het einde brengt.
'Men zal die ( demonische) heerschappij eerst beleven als maar voor korte tijd, maar zal
dan in moedeloosheid gaan ontdekken, dat het tijden duurt, om dan opeens
onverwachts als een wonder deze macht te zien verdwijnen en ineenstorten.
Plotseling zal deze nachtmerrie voorbij zijn.

15. Uit zijn muil wierp de drakeslang geweldige watermassa's achter de vrouw aan, om
haar door de stroom te laten meesleuren.
Het is de uitbeelding van vervolgingen, ook van fysieke martelingen en psychische
bewerkingen ( politieke herscholing, hersenspoeling), waardoor men de christenen zal
pogen te doen afdrijven van hun geloof.
Christus is goed voor Zijn belofte, dat de poorten van het dodenrijk Zijn gemeente niet
zullen overweldigen.
Telkens zal weer een nieuw geslacht, een nieuwe kerkgroep opstaan, gereed tot de
strijd.
Zoals oudtijds de Farao hoopte om Israël in de zee te jagen, maar God hun veilige
doortocht gaf, zo verijdelde, in dit visioen, Gods bijzondere voorzienigheid de duivelse
toeleg.

16. De aarde moest de vrouw te hulp komen.
Zij spleet open en verzwolg in één ogenblik de dreigende watermassa's.
Als het God behaagt in te grijpen, is de natuur Zijn dienares.
Zijn engelen werken in en door de blinde natuurkrachten, ten dienste van hen die het
heil zullen beërven, om het even, of dat geldt het droogblazen door een sterke wind van
de uitloper van de Rietzee of de vernietiging van de Armada door hevige stormen ( 'God
blies en zij werden verstrooid', stond op de gedenkpenning).-
Johannes'beeldspraak van de waterspuwende draak moet bergbewoners sterk
aangesproken hebben.
Beken uit rotsen zagen zij immers als uitspuwsels van draken; vandaar namen als
'Drakestein', 'Drachenfels'.
De drakebekken van de goten aan middeleeuwse kerken zijn rake symboliek: de
demonen doen het vuile werk!

17. Nog feller licht valt hier op dit demonisch spel en goddelijk tegenspel, dat hoog
uitgaat boven alle menselijk begrip.
De draak, briesend van woede, omdat zijn prooi hem ontging, keerde zich nu tegen 'de
overigen van het nageslacht der vrouw', die over de aarde verstrooid zijn.
Het zijn zij, die Gods geboden bewaren en het getuigenis van Jezus hebben.
Let wel: er staat niet, dat zij, ook zij, Gods geboden bewaren en het getuigenis van
Jezus hebben.
Dit zou wijzen op de vervolgde en verstroooide heidenchristenen, in onderscheid van
de jodenchristenen.
Die voortvluchtige moeder vertegenwoordigt echter deze beide vleugels van Christus'
gemeente.
Deze ene, universele christengemeenschap wordt zichtbaar in gemeenten, groepen of
persoonlijke getuigen en dan staat zij bloot aan vervolging en martelaarschap.
Haar isolement in 'de woestijn' is voor haar niet maar geborgenheid; het bepaalt ook
haar verhouding tot de grote wereld.-
N.J.Hommes wees onlangs op de ontdekkende beschouwingen van Jaques Ellul.
Deze publiceerde enige jaren geleden zijn appèl: " Staan in de wereld van nu."
In zijn 'Fausse présence au monde moderne"( 'Valse profeet-presentie van kerk en
christenen in de modernde wereld', aldus de weergave van Hommes) bespreekt hij
onder andere de verwereldlijking van de kerk; het onderzoek van het sociologsch
geweten; de verpolitieking van de kerk.
Hij wraakt 'de door en door onjuiste conclusies, die christenen trekken uit de
heerschappij van Christus, die de wereld heeft overwonnen…
De christelijke waarheid, dat de mens gerechtvaardigd wordt door de genade van God
in Jezus Christus, wijzgen vele christenen, om present te zjn in de wereld, aldus: zij
rechtvaardigen de wereld - zoals zij reilt en zeilt - zoveel mogelijk.
Zo conformeert men zich als kerk en als christenen geheel aan de moderne wereld."
Omdat Christus Heer der wereld is, 'concludeert men, dat alle menselijke actie positief
gericht is en deel heeft aan het Rijk van God.
Een christen behoeft dus niet te 'christianiseren', geen 'christelijk'werk te doen.
Enkel maar deelnemen aan de werken der mensen, van alle mensen, juist omdat de
werken, zelfs wanneer die antichristelijk zijn, onder de heerschappij van Christus
zouden staan.
Dit voert er dan toe, dat er geen enkele grens meer is tussen kerk en wereld.'
'De wereld blijft wereld en zij wordt niet volledig hersteld, zomin als ik in de vergeving
der zonden ophoud zondaar te zijn.'
De wereld is een vijandige macht-in-opstand!
'De dwaling inzake de heerschappij van Christus is die van een 'theologia gloriae', een
theologie van de roem, d.w.z. dat het Koninkrijk van God al gerealiseerd is in zijn
volheid.
Er is hier een optimisme aan het woord, niet van genade, maar van het werk der
genade.'
'Al is Christus de Heer, de werken van mensen blijven de werken der duisternis.
Ze kunnen alleen door het geloof in Christus gerechtvaardigd worden'.
Als onze opstandige, afgevallen wereld demonisch-bezet gebied is - en zij is dat -
kunnen christenmensen alleen in de houding van de illegaliteit staan tegenover 'de
machten'.
De wereld en haar technische resultaten gebruikend ( voor constructieve doeleinden),
maar niet misbruikend ( voor vernietiging van anderen ten bate van eigen macht en
voordeel); in de wereld, maar niet van de wereld zijnde, zal de christen distantie moeten
nemen, onthouding, ascese dienen te beoefenen, zich zijn portie van isolement, van
'woestijnleven'moeten getroosten, omdat hij innerlijk gericht wordt door Gods
onverbiddellijk 'neen' tegen deze wereld.
Martin E. Marty heeft dit scherp belicht in zijn ontleding van de hedendaagse,
Amerikaanse religie.
Hij tekent het gevaar voor de verwereldlijking van het bijbels christendom als erosie,
het afknagingsproces van rotsen en bouwgronden door lucht en water.
Bij het opsmeltingsproces van kerk en wereld, bij de aanpassingsdrift van christenen
aan de wereld, om mee te tellen, werd bij te velen hun bijbelse positie weggevreten,
uitgehold.
Zij verblijden zich, als 'godsdienst' publiek geldt als 'een eerbiedwaardige
aangelegenheid' in de trits van 'vrijheid, democratie en religie'.
Eén karaktertrek accentueert alles: ernst!
Het is dan ook een begrijpelijke deugd.
Niet ver en vaag, als heiligheid ( dat is volstrekt aan Gods kant staan); niet diep als
opoffering.
Ernst is een hoedanigheid, waarmee ieder zich kan verenigen.
Wie op die drie punten ernstig zijn denken en levenspatroon instelt, is 'playing it safe'(
speelt het veilig).
Wij moeten de evolutie der wereld bewerken door het samengaan van drie factoren: het
evangelie van de arbeid ( 'free enterprise', vrije ondernemingen); het 'social gospel' (
het maatschappelijk evangelie van gezonde levensvoorwaarden, o.a. in hygiëne en
sport); de natuurwetenschap.
We moeten hierbij 'samenwerken met God'.
Gods voorzienigheid gaat hier op in onze evolutie, met God als collega.-
Het woestijnleven, waarop Johannes doelt, ligt hier wel ver buiten de horizon.
Sociale, culturele en technische vooruitgang gelden hier als het nabij zijn van het
Koninkrijk van God.
Maar, 'er is geen continuïteit tussen onze geschiedenis en die van het Koninkrijk van
God, evenmin als er continuïteit is tussen ons aardse leven en het leven in de
opstanding.
Wanneer de geloofsverbondenheid in haar "oorspronkelijke zuiverheid als de
persoonlijke verhouding van God en mens" niet de norm van ons leven is en de mens
ondergeschikt wordt gemaakt aan het produktieproces, de staat, de cultuur, de
wetenschap, de welvaart - dan ligt het kwaad aan de wortel van de boom en kan die
boom geen goede vrucht meer voortbrengen.
Het is dan nog wel mogelijk om te wijzen op symptomen die begeerlijk, boeiend en
bekoorlijk zijn; maar in wezen leven we niet meer in de geestelijke ruimte van
Jeruzalem, doch van Babel.
In dit verband klinkt de uitroep van de paus tot de Verenigde Naties ( 4 okt. 1965, New
York) toch, ondanks de edelste bedoeling, hachelijk: "U bent de laatste hoop!"
Voor de gemeente van Christus op aarde is alle machtspositie uitgesloten, uit de duivel.
Gelijk haar Heer, leeft zij in deze wereld om te dienen.
In wezen zijn christenmensen, hoewel geenszins wereldschuw, vreemdelingen op
aarde in verstrooiing, ontheemden, emigranten van de hemel.
Als medeburgers der heiligen en huisgenoten van God betrachten zij zekere mijding,
die onvermijdelijk zeker isolement verwekt.
De wereld ware hen liefst kwijt.
Maar, zoals maanzaad hecht blijft wortelen en telkens, ondanks herhaald omploegen,
weer opschiet, zo blijkt Gods zonnezaad onuitroeibaar.
Ook waar de gemeenten systematisch worden uitgeroeid, blijven er schuilkerken en
stillen in den lande, die de harten op Christus blijven zetten.
Op hun woestijnvlucht geeft de Geest hun de arendsvleugels van steeds vernieuwde
geloofskracht en gebedsmacht.
Zij blijven buiten bereik van de draak.

18. De draak ging op het strand staan.-
Onze nieuwe vertaling volgt handschriften, die lezen: "Hij bleef staan."
De Statenvertaling geeft: "Ik bleef staan."
Dit laatste is reeds hierom onaanvaardbaar, omdat in dit boek de ziener slechts van
standplaats verwisselt op uitdrukkelijke order van de engel.
De vertaling: "Hij bleef staan" verbreekt de samenhang tussen de hoofdstukken 12 en
18.
Volgens de tekstuitgave van Nestle ( op basis van twee andere handschriften) lezen we
dus: " De draak ging op het strand staan", namelijk om zijn helpers te roepen voor een
nieuwe verdelgingscampagne.
Zijn adjudanten zijn het beest en de valse profeet.

***************************